Hans Koldewijn 

      laatste update 22 februari 2002 (click for English version)


     Previous Home Next

biografie gedichten: contact
  I, 1906  
  III, 1907  
  IV, 1907  


BIOGRAFIE

De literaire nalatenschap van Hans Koldewijn bestaat uit vijf verzen en een sprookje, die eerst na zijn dood gepubliceerd werden in het literaire tijdschrift 'De Nieuwe Gids' (1908, blz 1265-1274), ingeleid met een In Memoriam door Willem Kloos. Een van die verzen is later nog afgedrukt in Nieuwste Nederlandsche Lyriek. Bloemlezing. Verzameld door Laurens van der Waals, H.D. Tjeenk Willink & Zn, Haarlem, 1910.

Hendrik Adriaan Carel Willem Koldewijn, roepnaam Hans, werd net als zijn tweelingzus Bertha geboren op 2 september 1887 te Utrecht, als zoon van wiskundeleraar Hendrikus Koldewijn (1850-Hilversum, 1911) en Adriana Carolina Willemina Höfelt (1852-1948).
Naast zijn tweelingzus Bertha had Hans nog een oudere broer, Albertus Johannes, en een oudere zus, Henriëtte Constance. Zus Henriëtte was gehuwd met de literator Laurens van der Waals (1885-1968), samensteller van de bloemlezing uit 1910 en vermoedelijk de man die Hans Koldewijns schaarse nagelaten werken aan Willem Kloos heeft laten lezen.

Hans Koldewijn verhuisde op 13 juni 1907 vanuit Utrecht naar Tiel. Hij woonde daar in huis bij een Z.C. de Boer, rector van het Tielse Stedelijk Gymnasium. Uit een in het register van Tiel gestelde potloodaantekening blijkt dat hij "op 22 februari 1908 vermoedelijk op de Waal verdronken is". Een aantal maanden later, op 22 september 1908 werd zijn naam ambtshalve afgevoerd van het register van Tiel.

Willem Kloos (De Nieuwe Gids, 1908, blz 1263-1264): "Hadden drukke bezigheden 't mij niet belet, dan zou ik al lang gedaan hebben, wat 'k nu doe bij deze, nl. een woord van waardeerende herinnering wijden aan een twintigjarige dichter, die in Februari l.l. bij stormachtig weder op de rivier de Waal zeilend, verdronken is.
Dit wezenlijk-treurig ongeval, waardoor met één golfslag een jong menscheleven en een mooie hoop voor de toekomst moest verdwijnen, doet in de verte eenigszins denken aan het lot van Shelley, die eveneens, ondanks waarschuwingen, het water opgevaren, het slachtoffer werd van zijn levensdurf of stervensmoed.
(...) De onbewuste wil om te blijven leven was niet sterk genoeg bij hem. Hij was een treurgeest, een melancholicus, en voor hemzelf was het dan ook minder een verlies, dat hij stierf, dan wel voor de wereld, die daardoor zijn latere en hoogstwaarschijnlijk rijpere kunst is kwijtgegaan."

Raadpleeg ook www.google.com voor meer over Hans Koldewijn.

met dank aan Peter Koldewijn

terug naar boven


I

Ik ben een heel klein kind, dat donkere oogen heeft,
   Waaruit de wolken van zijn weemoed drijven,
Dat lacht in gouden dagen, maar in het duister beeft
   En dat niet weet, wat van zijn mooi zal blijven.

Het voelt een ver geluk, dat aan den hemel zweeft
   En voelt het ver achter zijn lach verdrijven -
Strekt niet zijn beide armen, want zoo zachtjes leeft
   In zijn teer hart, dat 't toch niet lang zou blijven.

Het ziet de verre, wijde wereld aan
   En staat heel-stil - wat zal ik, kind, beginnen
Aan verre dingen, die in 't duister staan,
   Aan dagen die ik niet zie - aan wijze menschendingen?

Ik droom zoo zachtjes, dat het Leven, wonder teer-begaan,
   Mij nooit meer droeve versjes voor zal zingen.

Hans Koldewijn, Hoogland, 1906

(eerder gepubliceerd in De Nieuwe Gids, 1908)


terug naar boven


III

Je bent heel wit en zit alleen
   In het avond-blauwe licht -
Mijn oogen gaan stil naar je heen,
   Naar je heel stil gezicht.

Je leest een droevig-wit gedicht,
   Waarom je wel schreien kon -
De lucht is blauw en de grond is licht
   En al héél ver is de zon.

De hemel gaat over ons allebei,
   Ik voel het trouwe blauw
Zóo veilig, dat ik zachtjes schrei.....
   De mugjes dansen gauw.

Nu ga je met je licht gezicht
   Door den kalmen avond heen -
De lucht is blauw en de grond is licht,
   Ik blijf wat stil alleen.

Er is iets, wat ik heel graag wou,
   Waarom ik zoo zachtjes schrei -
Ik weet niet, of ik van je hou,
   Maar je houdt niet van mij.

Hans Koldewijn, Tiel, 1907

(eerder gepubliceerd in De Nieuwe Gids, 1908 en in gewijzigde vorm in Nieuwste Nederlandsche Lyriek, 1910. Dit is de Nieuwe Gids-versie)

terug naar boven


IV

Ging door de avondstad,
Dicht langs de huizen aan,
Keek of de lucht wat had,
Ben toen ver doorgegaan;

Langs mijn doodstille pad
Kwamen wat menschen aan
Keken mij droomend aan -
Droom die de Avond had;

Toen in de verlaten stad
Zacht-snikkend ben ik gegaan
Dicht langs de muren aan -
Pijn die de Avond had...

Hans Koldewijn, Tiel, 1907

(eerder gepubliceerd in De Nieuwe Gids, 1908)

CONTACT

Voor direct contact met Hans Koldewijn verwijzen we u door naar paranormaal begaafden.
Wilt u contact met een ver familielid van Hans?
Mail: p.koldewijn@chello.nl

Deze pagina is onderdeel van het dagblad voor poëzie Rottend Staal Online
© gedichten: vrij. © pagina: Rottend Staal Online 2002-2003. Auteursrecht berust bij de auteurs op basis van de Auteurswet 1912. Er mag niets uit deze website worden overgenomen, opgeslagen op media ter verspreiding onder derden, gepubliceerd of anderszins verveelvuldigd zonder uitdrukkelijke, voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteurs.