Bart Fm Droog: Deze Dagen ISBN 90 5452 053 1 / 48 pagina's / 19,90 |
|||
RECENSIES EN SIGNALERINGEN 'DEZE DAGEN' |
Bram Hulzebos, Nieuwsblad van het Noorden, 25-9-1998
Wilbert Wolters, Exit, OOG-Radio, 25-9-1998
Jacob Moerman, Groninger Dagblad/Drentse Courant, 1-10-1998
Jaap Zuierveld, UK #8, 8-10-1998
Provinciale Zeeuwse Courant, 9-10-1998
Karel ten Haaf, Vera Krant #19, 22-10-1998
Remco Ekkers, Leeuwarder Courant, 27-11-1998
Selectie Radio, NRC Handelsblad, 2-12-98
Heere Heeresma Jr., De Avonden, VPRO-Radio, Radio 5, 2-12-1998
Piet Gerbrandy, De Volkskrant, 4-12-1998
Rogi Wieg, Het Parool, 4-12-1998
Martin Mooij, NBLC, 10-12-1998
Jongerenpagina, De Standaard (B), 13-12-1998
Ruben van Gogh, Algemeen Dagblad, 8-1-1999
Mark Hurkmans, Ravage, 19-2-1999
Remco in 't Hof, Nieuwsblad van het Noorden, 27-2-1999
Ingmar Heytze en Vrouwkje Tuinman, Algemeen
Dagblad, 11-6-1999
Koen van de Wiele, VLABIN, 9-9-1999
BART FM DROOG, DICHTER
Bart Droog (Emmen, 1966) is mede-oprichter van De Dichters uit Epibreren, met wie hij nu werkt aan een cd-rom. Verder is hij uitgever en hoofdredacteur van de Rottend Staal Nieuwsbrief, bedenker van de Rottend Staal Cultuur Award die jaarlijks wordt uitgereikt aan een spraakmakende Groninger kunstenaar. Na vele in eigen beheer uitgegeven bundels is Deze Dagen (48 pag. 19,90; Passage, Groningen) zijn eerste officiële dichtbundel. De bundel wordt morgenavond om 21.00 uur gepresenteerd in café Koekkoek in Groningen.
"Soms wordt ik tegen de avond wakker met een zin in mijn hoofd."
Het hoofd van dichter/performer Bart FM Droog zit vol met zinnen en met beelden vooral. Soms wordt die ene zin uiteindelijk een gedicht. "een gedicht moet vooral beeldend zijn. Ik heb een hekel aan die nepgedichten waar het alleen maar over gedachten en denken en dromen gaat. Van die saaie Nederlandse gedichten over verliefdheid op het kassameisje. My God!"
Ook de kamer van Droog is vol. Alsof er een bom is ingeslagen. De man heeft het zo druk, dat het aan kant maken van een kamer waarschijnlijk weinig prioriteit heeft: hij reist het hele land af om in kraakpanden, kroegen en jongerencentra zijn gedichten voor te dragen. vaak samen met zijn collega, de performing-poet Tjitse Hofman en muzikant Jan Klug, met wie hij de groep De Dichters uit Epibreren vormt. Op gezette tijden bestookt hij de wereld met de Rottend Staal Nieuwsbrief. Rottend Staal is Droogs eenmansuitgeverij. "De Nieuwsbrief is het grootste onafhankelijke poëzietijdschrift in Nederland." Eigen verzen drukt hij er in af, maar ook die van collega's als Tommy Wieringa, Arjan Witte en Ruben van Gogh. En dan tapt hij ook nog regelmatig bier in nachtcafé Koekkoek. "En weet je waar ze heen gaan als je om een uur of zeven 's morgens de deur achter ze dicht doet? Naar de Cinema Bar. Die is vierentwintig uur per dag open. Het is niet te geloven."
De carrière in de horeca begon de literaire loopbaan toch een beetje in de weg te zitten. "Tegen de tijd dat je wakker wordt, gaan de mensen die je spreken wilt alweer naar huis. Je slaapt tijdens kantooruren."
En daarbij: wetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond dat het werken in de nachtploeg na je dertigste zo zijn sporen begint achter te laten, doceert Droog.
Vandaar dat hij zijn loopbaan in de horeca voortzet bij het Schouwburgcafé. Bovendien valt die transfer - alsof alles met alles te maken heeft - samen met de publicatie van Deze Dagen, Droogs eerste poëziebundel.
"Een overzicht van deze eeuw, zou je kunnen zeggen."
- Veel krijgsgeweld.
"Zo was het in deze eeuw. Het trekt me. Als kleuter al, ik kon nog niet eens lezen, bladerde ik in oorlogsboeken."
- Wat vonden je ouders daarvan?
"Die hebben zelf in het leger gezeten, allebei. Mijn moeder was telefoniste bij het Vrouwelijk Hulp Korps. Mijn vader was eerst tolk bij het Amerikaanse leger. Hij had getekend voor de duur van de oorlogshandelingen. De politionele acties in voormalig Indië bleken daar ook onder te vallen. In 1948 kostte een handgranaat hem een arm. Toen kwam hij thuis. Ik vind het interessant om te weten hoe andere mensen zich gedragen in extreme omstandigheden."
Hoe hij zichzelf gedraagt in dergelijke omstandigheden, daarvan heeft Droog een aardig beeld sinds hij in Roemenië in een contrarevolutie terechtkwam. Het was 1990. Met een paar vrienden trok hij rond in een Mercedesbus. "We keken naar het WK Voetbal. Roemenië speelde ook en ineens werd de uitzending onderbroken. Iliescu, de president, riep het volk op om naar Boekarest te komen om daar de democratie te beschermen tegen 'joden en kapitalisten' die de mijnen wilden sluiten. De mijnwerkers waren de best betaalde beroepsgroep in Roemenië. Dus dáár wilden we bij zijn."
Hij zag in Boekarest, recht voor zijn auto, een man met ontbloot bovenlijf de straat oprennen. Met zijn van rellen doortrokken verleden in de kraak- en punkscene dacht Droog nog: "Hé, wat leuk! hij heeft uit protest zijn hele bovenlijf rood geschilderd." Door de panoramische ruit van zijn bus zag Droog hoe de man door mijnwerkers met bijlen en knuppels dood werd geslagen. "Alsof ik naar een filmscherm zat te kijken. Heel raar hoe je dan reageert. Je kunt eigenlijk alleen maar huilen van onmacht, of zo."
Vandaar dat krijgsgeweld in strofen als deze: 'het ene postkantoor was opgeblazen / het andere belegerd / geen doorkomen aan'. En dan krijgt Droog nog wel eens voor de voeten geworpen dat de dingen die hij in zijn gedichten beschrijft 'ongeloofwaardig' zijn. Het is maar wat je meemaakt en waar je oog voor hebt. Laatst nog een gijzeling bij Kortrijk. "We reden in een dikke huurbak door België. Ik moest nog naar Kortrijk om een doos boeken op te halen. Staat heel Kortrijk op de kop! Franse gangsters waren gevlucht, een huis binnen gedrongen en hadden moeders en kinderen gegijzeld. En de mensen bij wie ik die boeken haalde zaten er op de tv naar te kijken. Terwijl het honderd meter verderop gebéurde!"
Zo nu en dan komen de belevenissen in een gedicht terecht. "Maar nooit direct. Vaak pas tijden later. En als het verband houdt met andere dingen."
Langzamerhand beginnen in het leven van Droog de dingen een nieuw verband te vinden. Alsof alles inderdaad met elkaar te maken heeft. Hij werkt niet meer hele nachten door, waardoor er meer tijd vrijkomt voor optredens. En voor die optredens hoopt hij eindelijk wat subsidie te krijgen. Zijn dichtbundel moet hem daarbij helpen. "Ik hoop dat deze bundel mijn leven ietsje makkelijker maakt."
(Bram Hulzebos, Nieuwsblad van het Noorden, 25-9-1998)
(terug naar boven)
EXIT
Wilbert Wolters: 'Deze Dagen is de titel van de nieuwe dichtbundel van Bart FM Droog. Morgen, in Muziekcafé Koekkoek, presenteert hij die nieuwe dichtbundel. Bart is nu hier - welkom Bart. Morgen komt hij uit, in Koekkoek wordt hij gepresenteerd. Spannend moment?'
Droog: 'Ja en nee. Het is natuurlijk altijd spannend hoeveel mensen komen opdagen - ik geloof dat er iets van vierhonderd zijn uitgenodigd.'
Wolters: 'Die passsen er niet eens allemaal in.'
Droog: 'Die passen er niet in, maar aan de andere kant is het niet spannend. Koekkoek is een vertrouwde omgeving, ik weet wat er ongeveer gaat gebeuren.'
Wolters: 'Wat gaat er dan gebeuren?'
Droog: 'Er komen een paar optredens. Tjitse Hofman gaat poëzie voordragen. Jan Klug gaat muziek maken en het is voor mij altijd weer een verrassing wat voor muziek hij gaat maken en ik zelf ga optreden met de tien jaar geleden opgedoekte jazzpunkformatie Jan Wil Niet Neuken.'
Wolters: 'Kunnen ze het nog wel?'
Droog: 'Dat is een beetje de vraag. Twee dagen geleden hadden we een repetitie en een van de drie leden kwam niet opdagen. Dus waren alleen de drummer en ik er bij aanwezig. Was wel weer aardig om te doen, maar het is geïmproviseerde muziek dus ik weet ook niet wat we daar gaan doen.'
Wolters: 'Dat is voor jou ook een grote verrassing?'
Droog: 'Ja.'
Wolters: 'En maar afwachten hoe het gaat. De mannen die je net noemde, Jan Klug en Tjitse Hofman, zijn collega's van je van De Dichters uit Epibreren?'
Droog: 'Ja. En Ronald Ohlsen moet ik natuurlijk niet vergeten. Hij gaat een redevoering houden over Het Foute in het Nu. Waar dat nu precies over zal gaan is me totaal onduidelijk, maar hij zou het kort houden. Ik heb hem twee minuten gegeven.'
Wolters: 'Haha, dat is erg zuinig. Deze Dagen heet je nieuwe dichtbundel. Waar komt die naam vandaan?'
Droog: 'De naam komt van een Cole Porter-song uit de jaren veertig, uit een musical. De naam van de musical weet ik niet. Ik ken het nummer van een vertolking door Shane MacGowan en Kirsty McColl: One of these days.
Wolters: 'En hij komt ook terug in een van je gedichten?'
Droog: 'Ja, op een eindstukje. God, in welk gedicht ook al weer?'
Wolters: 'Srebrenica.'
Droog: 'O ja, Srebrenica. Hopeloos verdwaald / verdwaald in deze dagen.' Maar het origineel is eigenlijk een heel feestelijk nummer. Dat is wel een mooie tegenstelling.'
Wolters: 'Vanmiddag las ik jouw dichtbundel door en het valt mij op dat het heel vaak over de oorlog gaat.'
Droog: 'Dat lijkt maar zo. Het gaat voornamelijk over liefde en over asfalt. Twee dingen die natuurlijk heel veel gemeen hebben.'
Wolters: 'Wat dan?'
Droog: 'De schoonheid, het genot en de lust.'
Wolters: 'Aha. Maar die oorlog dan? Want jij wuift dat nu heel makkelijk weg, maar ik zie toch wel degelijk oorlog. Rondvliegende granaten en mijnen...'
Droog: 'Het is natuurlijk oorlog wat er gebeurt. Strijd.'
Wolters: 'Maar als je nu kijkt, die Eerste en Tweede Wereldoorlog. Jij bent van na die tijd, ver na die tijd...'
Droog: 'Ik weet het nog goed, ja.'
Wolters: 'Maar leg eens uit wat je fascinatie voor die oorlog is.'
Droog: 'Oorlog brengt zowel het meest smerige als het meest mooie in mensen naar boven. Misschien is dat iets wat me trekt.'
Wolters: 'En ook in jou zelf?'
Droog: 'Daar durf ik eigenlijk niet op te antwoorden...'
Wolters: 'Een veelzeggende stilte. En die mensen dan? Mensen in het algemeen, je zegt het mooie en het slechte.'
Droog: 'Aan de ene kant, mensen doen de meest gruwelijke dingen, aan de andere kant offeren ze zich ook totaal voor iets op, in dat soort situaties. En niet alleen uit eigenbelang, maar ook voor iemand. Al was het maar...je hebt zo'n bekend filmbeeldje dat ergens een handgranaat valt tussen een groepje mensen en één iemand stort zich op die handgranaat waardoor alleen diegene in duizenden stukken uiteengereten wordt en de anderen kunnen blijven leven.'
Wolters: 'Dat is dan het mooie van oorlog?'
Droog: 'Op zich is het helemaal niet mooi, maar aan de andere kant heeft het wel ook iets. Het is moeilijk te zeggen. Dat probeer ik misschien in sommige gedichten een beetje aan te snijden.'
Wolters: 'Heb je nu heel erg lopen snijden in alle gedichten die je hebt?'
Droog: 'Gigantisch. Ik wilde hem voor een betaalbare prijs op de markt brengen, dus onder de twintig gulden houden. Het eerste ontwerp hiervoor dat zou iets van tachtig bladzijden geweest zijn. Iets van dertig gedichten zijn er uit weg geflikkerd.'
Wolters: 'Uiteindelijk zijn er zevenenveertig pagina's overgebleven.'
Droog: 'Achtenveertig toch? Het moet altijd deelbaar zijn door vier.'
Wolters: 'Achtenveertig, je hebt gelijk. Hoe heb je uiteindelijk die selectie gemaakt?'
Droog: 'Ik heb ze in eerste instantie aan Didi de Paris opgestuurd, een Belgische dichter en collega ook. Hij heeft er commentaar en kritieken op gegeven. Die kritieken heb ik verwerkt. Vervolgens opgestuurd naar Arjan Witte, ook een dichter. Hij heeft er ook commentaar opgegeven. Toen naar Uitgeverij Kwadraat, daar heb ik ook heel goed commentaar op gekregen en aan de hand daarvan weer wat dingen er uit geflikkerd en weer veranderd. Toen nam Uitgeverij Passage het op. Vervolgens heb ik het naar Menno Wigman - ook weer een collega-dichter - opgestuurd met het verzoek voor nog meer kritieken.'
Wolters: 'Zo, dat zijn heel wat mensen die er over heen zijn gegaan.'
Droog: 'Wigman is er over heen gegaan, die kritieken van hem ook weer verwerkt, ook weer wat dingen weggeflikkerd en uiteindelijk met de uitgever
- Anton Scheepstra - de definitieve selectie gemaakt. Dat betekende twintig dingen op het laatste moment nog krrrg.'
Wolters: 'Je vindt het ook heel belangrijk dat mensen naar je werk kijken en zeggen van "nou, dat is goed en dat is niet goed"?'
Droog: 'Ja.' Je bent zelf vaak jarenlang met die teksten bezig. Je staart je er helemaal blind op. Je ziet geeneens meer als er een komma ergens verkeerd staat, daar lees je gewoon over heen omdat je het al zo vaak onder ogen hebt gehad. Het gaat vaak om dingen als 'moet die punt daar nu wel of niet staan', echte kleinigheden.'
Wolters: 'Echt het kommaneuken.'
Droog: 'Het betere kommaneuken.'
Wolters: 'Dat zijn dan de vakgenoten. Dan even over het publiek. Hoe wil je dat het publiek op jouw gedichten reageert?'
Droog: 'Daar laat ik ze helemaal vrij in. Ik hoop dat ze er nachtmerries van krijgen, als het enigszins kan.'
Wolters: 'Dat zou het beste zijn?'
Droog: 'Ja.'
Wolters: 'Laat ik het dan anders vragen. Hoe reageren mensen op jouw gedichten?'
Droog: 'Om een voorbeeld te geven. Op Noorderzon vorig jaar liepen er twee meisjes bij de voorstelling weg omdat ze bang waren dat ze nachtmerries zouden krijgen van wat ze zagen en hoorden.'
Wolters: 'Perfect dus.'
Droog: 'Ja, dat is ideaal. Maar mensen mogen er ook mooie dromen van krijgen. Als het ze bezig gaat houden dan is het mij al genoeg.'
Wolters: 'Een hele basale vraag misschien, maar wat is voor jou de essentie van gedichten, gedichten maken?'
Droog: 'Emotie. Er moet op een of andere manier emotie in zitten.'
Wolters: 'En anders is het een waardeloos gedicht?'
Droog: 'Dat hoeft niet. Er zijn altijd weer uitzonderingen natuurlijk. Maar ik vind het zelf erg mooi als er emotie in zit en als het in zo min mogelijk woorden gezegd wordt. Maar hier spreek ik mezelf weer tegen, want ik heb ook een paar gedichten waarin herhalingen voorkomen en dan gebruik je die herhalingen juist om de tekst te laten versterken.'
Wolters: 'We kunnen er heel lang over lullen, maar het mooiste is nog altijd even een gedicht voordragen. Ik overval je er misschien een beetje mee, maar wil je een gedicht voordragen, naar eigen keuze?'
Droog: 'O ja, dat wordt dan het gedicht 'Contra-revolutie' en die is ontstaan in de zomer van 1990, toen ik onverhoopt in Boekarest was waar toen een contra-revolutie uitbrak waar ik een paar dagen in die stad moest wachten op mijn toenmalige vriendin Marjon die met de trein zou aankomen:
CONTRA-REVOLUTIE
Toen zat ik in een oorlog
had mijn lief te bellen
het ene postkantoor was opgeblazen
het andere belegerd
geen doorkomen aan
uiteindelijk lukt alles
dat is de wil van de mens
kreeg de boodschap door
we kusten duizend woorden
klemden lijf tegen lijf
niemand die ons lastig viel
we reden de stad uit
lieten de oorlog aan
het juiste volk.
© Bart FM Droog. Uit: Deze Dagen.
Wolters: 'Dank je wel. Heb je er nog eentje?'
Droog: 'O ja. Waar moet die over gaan?'
Wolters: 'Over asfalt.'
Droog: 'Het gedicht Neverland, daar komt asfalt...nee, nee, die is een beetje te lang, beter een kortere, ehm, dit is mijn eerste tegelgedicht, eigenlijk. Er zit een stukje in dat ik graag nog ooit op wandtegels zie verschijnen en dat moeten jullie thuis maar uitmaken welk stukje dat is. Het heet:
BACK HOME
Het leven raast
tussen steden
en terloopse slaapplaatsen
elke dag
een ander ontwaken
mijn thuis
is waar
mijn lichaam is
in de steensteeg
van vervalstad
of in de luxe
van het dollarhotel
ben ik thuis
waar mijn lichaam
ook wezen mag.
Wolters: 'Dank je wel, Bart FM Droog. Ik heb je nog nooit gevraagd - anderen vast wel heel vaak - waar die letters voor staan, 'FM'. Is het net zoiets als bij Peter R. de Vries?'
Droog: 'Waar staat die R voor, bij Peter?'
Wolters: 'Rudolf.'
Droog: 'Nee, ik heet geen Rudolf. Ik heet officieel Bartelomeus Frederik Maria.'
Wolters: 'Volgens mij heb ik je het wel een keer gevraagd. Gebruik je de naam of alleen de letters?'
Droog: 'Ik gebruik alleen die letters, want ik vind die er wel heel mooi uitzien, net alsof ik een radiostation ben.'
Wolters: 'Gelijk heb je.'
Droog: 'Het toffe eraan is dat mijn vader de initialen A.M. heeft. En op de een of andere stompzinnige manier heeft mijn toenmalige vrouw mijn toenmalige zoon ook weer radio-initialen gegeven: hij heet gewoon F.M., Fynn Marlin.'
Wolters: 'Je hebt volgens mij ook nog SW, maar waar dat precies voor staat?'
Droog: 'SW? Short Wave!'
Wolters: 'O ja, Short Wave.'
Droog: 'Dat is misschien voor een volgend kind, S.W. Droog.'
Wolters: 'Wie weet. Bedankt dat je hier was. Ik wens je heel veel succes. ik hoop dat alle vierhonderd vrienden/gasten komen maar dat zal wel niet, want ze passen er zeker niet in.'
Droog: 'Ik hoop ook niet dat ze allemaal komen, honderdvijftig zou een mooi aantal wezen.'
Wolters: 'Dan houden we het daar op. Morgen de presentatie van de nieuwe dichtbundel van Bart FM Droog in Muziekcafé Koekkoek. De presentatie begint om 21.00 uur en de toegang is gratis en de naam van De Dichtbundel , mocht je het nog niet weten: Deze Dagen.'
(Wilbert Wolters, Exit, OOG-Radio, 25-9-1998)
(terug naar boven)
DEZE DAGEN VAN BART DROOG
Onder de titel Deze Dagen verscheen afgelopen week de eerste officiële poëziebundel van de Groninger dichter Bart Droog. Droog gaf eerder een aantal dichtbundels uit in eigen beheer, was medesamensteller van de bloemlezing Het Hogere Noorden en is mede-oprichter van het dichterscollectief Dichters uit Epibreren. In zijn poëzie staat met name de oorlog, de romantiek en de nietigheid van de mens centraal. Zijn levensvisie is absurd, zijn taal afkomstig uit de duistere spelonken van de stad. Bij de Groninger uitgeverij Passage verscheen tevens een nieuw nummer van het 'literair leesblad' Schrijver & Caravan, waarin werk is opgenomen van onder anderen Arie Storm, Gert-Jan van Exel, Ronald Giphart en Charles Bukowski.
Bart Droog: 'Deze Dagen'. Uitgeverij Passage, Amsterdam. Prijs: 19,90.
(Jacob Moerman, Groninger Dagblad/Drentse Courant, 1-10-1998)
(terug naar boven)
GRIMMIGE POËZIE UIT DE ONDERWERELD
In zijn jongste poëziebundel vult Bart FM Droog eerder gepubliceerd werk aan met een aantal nieuwe gedichten. Met Deze Dagen lijkt de voorman van de luidruchtige Dichters uit Epibreren te willen bewijzen dat zijn gedichten ook buiten het podium overeind blijven. En inderdaad, zonder het effect van waanzinnige knaluitbarstingen, blijken de overwegend zwarte beelden die Droog oproept niet te vloeken met het hagelwitte papier.
Fascinerend is de wijze waarop de tegenpolen oorlog en liefde, de hoofdthema's van de bundel, vervlochten worden tot een bloedrode draad : "Jij en ik, ik en jij, op bevel gedreven / marcheerden we naakte lichamen, sloegen / weerlozen de tankgracht in, lachten / toen kogels zich in nekken boorden". Het zijn rake regels uit het gedicht 'Twentieth Century Fox', dat letterlijk zijn licht werpt op de bundel. Het bekende filmlogo staat namelijk model voor de omslagillustratie en verwijst tevens naar de ondertitel, 'gedichten uit de 20e eeuw'. Deze Dagen laat zich dan ook lezen op een filmische manier, met beelden - zwart-wit wel te verstaan - van perioden en plaatsen waar de dichter door geobsedeerd is, zoals 'Kornwerderzand' en 'Srebrenica'. Het zijn beelden die opborrelen uit "gifgasspoelen" en op je netvlies branden.
Droog laat zich meezuigen in het zwarte gat van geweld, vernietiging en wapens, en vaak niet eens tegen zijn zin.: "zwart is de Brixia / gelijk de kleur die mij bevalt / alsmede de nacht". Het is een morbide, cynisch trekje, dat hem tegelijkertijd afsluit van de buitenwereld: "nee, ik kom niet op voor de zwakken / door honderd paarden voortgedreven / rij ik het onrecht voorbij / stop slechts om de kanker te krijgen."
De liefde in droog egocentrische universum is dan ook vluchtig, soms zelfs licht lyrisch of zacht melancholisch.: "...die nacht / was kort, en onder de / vriendelijke zomerzon / wandelde ik weg / langsheen Damiaan's graf". Ook de surrogaatliefde van lonkende hoeren en nachtelijke kroegen is niet bevredigend.
Als er al sprake is van warmte, zoals in 'Belgisch Duivendrieluik' , het meest (zon)gerijpte onderdeel van de bundel, dan is het meteen "tropenhitte". De duiven die in de drie gedichten figureren kunnen gezien worden als vredessymbolen, maar het "gevederte" gaat een noodlottig einde tegemoet of is onbereikbaar.
"Het verleden laat zich niet bezoeken / overweldigt je / ontregelt je bestaan", concludeert de dichter droog. De zwerftochten door de schimmige en grimmige onderwereld van Deze Dagen laten een "brakke" smaak na, die je vroeg of laat zuur opbreekt.
(Jaap Zuierveld, UK #8, 8-10-1998)
(terug naar boven)
POËZIE
Bart FM Droog: Deze Dagen (Passage, 48 blz, 19,90). Eerste officiële bundel. Droog is al jaren actief als optredend dichter en is mede-oprichter van De Dichters uit Epibreren.
(Provinciale Zeeuwse Courant, 9-10-1998)
(terug naar boven)
LEZENDARISCH
Onlangs verscheen de officiële debuutbundel van Bart FM Droog, stad-Groninger dichter en Verakrant-medewerker. De gedichten in Deze Dagen(Passage, Groningen, 1998) zijn hier en daar wat brallerig en bevatten soms zelfs een cliché (wat niet persé erg is, maar dan moet je wel een nieuw licht werpen op het betreffende cliché - en dat laat Droog na). De dichter heeft haast, lijkt het. En dat is ook wel voorstelbaar: hij wil de grote gebeurtenissen van de gehele twintigste eeuw in 41 pagina's poëzie beschrijven - getuige ook de ondertitel van Deze Dagen, "gedichten uit de twintigste eeuw". Hier lijkt toch wel sprake van een teveel aan hooi. Hoewel de toon van de gedichten in Deze Dagen mij vaak wat te ronkend is, de wereld van Droog is niet de mijne, en dus zijn poëzie niet mijn favoriete, vind ik het een geslaagde bundel. En wel hierom. Deze Dagen bevat duidelijk beschrijvende poëzie, gedichten van een toeschouwer, terwijl de toon die is van bekentenispoëzie - en dat is het bijzondere aan deze gedichten die op het eerste gezicht niet bijzonder lijken. Daar waar toon en inhoud, beschrijving en bekentenis, in elkaars verlengde liggen, is de poëzie van Droog het sterkst - zoals bijvoorbeeld in 'Contrarevolutie' (p.20): "Toen zat ik in een oorlog/had mijn lief te bellen//het ene postkantoor was opgeblazen/het andere belegerd/geen doorkomen aan//uiteindelijk lukt alles/dat is de wil van de mens/kreeg de boodschap door//we kusten duizend woorden/klemden lijf tegen lijf/niemand die ons lastig viel//we reden de stad uit/lieten de oorlog aan/het juiste volk."
(Karel ten Haaf, Vera Krant #19, 22-10-1998)
(terug naar boven)
RUWE BOLSTER...
We leven bijna in de 21ste eeuw maar Bart FM Droog schrijft voor in zijn nieuwe bundel: gedichten uit de 20ste eeuw. En inderdaad: dit zijn al bijna ouderwetse gedichten, dat wil zeggen overduidelijk herkenbaar als gedicht, een verzameling regels, opgebouwd uit kernachtige woorden, waarin gevoelens pregnant tot uitdrukking worden gebracht, niet erg verrassend of nieuw van visie. Niet zo dat je denkt: hé, wat is dit, waar gaat dit over, wat zegt die schrijver nou toch. Je wordt niet van je stuk gebracht, van je sokken gemaaid, in verwarring gebracht. Je leest en je denkt: ja, zo is het, of, ja, mooi gezegd, ik snap het. Daarmee is het niet oninteressant.
Interessant bijvoorbeeld is een gedicht als 'Kornwerderzand 1940'. (De dichter is geboren in 1966!) 'Ik ben een bunker / ongenaakbaar / onverwoestbaar / mijn stalen ogen / strelen de horizon / en mijn betonnen huid / schermt mijn gedachten / ongenaakbaar / onverwoestbaar.' Af?
Ja, zo zien bunkers er uit. Die stalen ogen - metafoor - zijn de schietgaten. Verrassend is het werkwoord strelen, maar daar kun je je wel iets bij voor stellen; de zacht vloeiende beweging waarmee de loop van een kanon of mitrailleur langs het schootsveld glijdt. Er is een uitgesproken personificatie: de dichter is als een bunker, ongenaakbaar, moeilijk binnen te dringen, maar ook - en dat is verrassend, niet voor de bunker, wel voor de mens, onverwoestbaar.
In 'Kerk' heeft de dichter het over zijn jeugd. Gedoopt vlak na de geboorte, katholiek kennelijk, in een streek met kerken en hunebedden. Drenthe dus. Ja, op de achterflap staat Emmen als geboorteplaats. 'het heidense te groot te slopen / het katholieke te ingeslepen / om te verwerpen' De ik vocht in zijn jeugd tegen ongelovigen - zeer katholiek allemaal - en de meesters deden mee. Maar dan weer een verrassing: 'en de monnik leerde mij // jezus is niet voor jou gestorven / geloof niet in verlossing / geloof alleen nog in jezelf.' Vreemde monnik is dat, geen katholieke monnik. Zijn er andere monniken? Is het een metafoor? Is de monnik een moderne kluizenaar? De les is duidelijk en sluit aan bij het verlangen naar onverwoestbaarheid.
In 'Back home' zegt de dichter: 'mijn thuis / is waar / mijn lichaam is.' Arme of rijke plaatsen, het doet er niet toe. Weer dat beeld van onverzettelijkheid, van zelfbewustzijn.
Hij is zich bewust van zijn fascinatie voor geweld, geniet ervan of doet alsof, is op zoek naar de TOTALE poëzie, maar wordt sentimenteel bij de aanblik van een arm jongetje bij het noordstation van Boekarest, dat bedelt om een lege fles, maakt zich boos over de nieuwe gewetenloze kapitalisten in Minsk en ook over zijn eigen gewetenloosheid. Nee, zegt hij, ik kom niet op voor de zwakken. Hij rijdt in het voor het oosten dure auto, met een benijdenswaardig nummerbord, het onrecht voorbij., 'stop slechts om de kanker te krijgen.' Aah, hij is zich bewust van zijn postmoderne cynisme! Hij zondigt, kruimeldieft, zuipt, relt, neukt rond, droomt van een colt in zijn binnenzak, maar eigenlijk zit in de bunker het katholieke jongetje, bereid om zijn dagelijkse zonden te biechten. Was er nog maar een priester in wie hij kon vertrouwen. Was er nog maar een God van wie hij kon houden.
Als 20ste-eeuwse dichter kijkt hij met een impressionistisch genoegen naar een tafereeltje bij Leuven: 'drie eenden / die op zandbank zaten te zonnen / gebelgd snaterden ze de duif na.' Rijdt bijna over een duif. Wat te doen? Remmen of uitwijken gevaarlijk. een keus: over het gevederte (teder, teder!) heen: tussen de wielen! Jammer dat de volgende auto... een sympathieke dichter.
(Remco Ekkers, Leeuwarder Courant, 27-11-1998)
(terug naar boven)
SELECTIE RADIO
De avonden. Na het gesproken woord van radiomaker Walter Slosse een kort verhaal van Arnon Grunberg. Verder Henk van der Ent over zijn roman Waterlelies en in het tweede uur de jonge dichter Bart FM Droog over zijn bundel Deze dagen. Tegen half twaalf een optreden van Milksop Holly. Radio 5 22.02-24.00u.
(NRC Handelsblad, 2-12-98)
(terug naar boven)
DE AVONDEN
Heere Heeresma Jr.: 'Vroeger drongen dichters zich niet op. In tegendeel, ze hielden zich liever op de achtergrond en lieten hun bescheiden gemompel in het geluid van alledag verloren gaan. Begrijpelijk, want op het schoolplein werden ze al geslagen. Maar nu is er een nieuw type dichter opgestaan, een zelfbewust en strijdbaar soort dat er zo niet goedschiks dan maar kwaadschiks voor zorgt dat zij worden gehoord: de podiumdichters. De in 1966 geboren Bart FM Droog hield op 17-jarige leeftijd het onderwijs voor gezien en ontvluchtte zijn geboorteplaats Emmen voor het zo veel levendiger Groningen waar hij ook nu nog woont. Gedichten schreef hij al sinds zijn dertiende, maar het was een optreden van Jules Deelder dat hem het lichtend pad van de performance wees. Op zijn vijftiende begon hij met optreden in cafés, jongerencentra, scholen en zelfs gevangenissen. In 1993 richt hij de uitgeverij Rottend Staal Publicaties op, waar hij zijn gedichten en die van gelijkgezinden in brochurevorm laat verschijnen. En met de nu 24-jarige collega-dichter Tjitse Hofman en de 27-jarige uit Duitsland afkomstige multi-instrumentalist Jan Klug vormt hij sinds 1994 het gezelschap Dichters uit Epibreren. Hijgend, kreunend, gillend, fluisterend schreeuwend en indoctrinerend dragen Hofman en Droog hun verzen over het voetlicht, ondersteund door Jan Klug met zijn rioolbuissaxofoon. Ze waren al te zien op festivals als Oerol en Lowlands, alsmede in Engeland, Duitsland en België. De gedichten die Bart FM Droog altijd uit het gemillimeterde hoofd voordraagt zijn onlangs in boekvorm verschenen bij uitgeverij Passage onder de titel Deze dagen, met als kloeke ondertitel gedichten uit de 20e eeuw.
Bart Frederik Maria Droog, ik heet je hartelijk welkom. Je debuutbundel bevat tweeëndertig gedichten plus een 'Belgisch Duiven Drieluik'. Ik citeer even de flaptekst: "oorlog, romantiek en de nietigheid van de mens spatten in Deze dagen van de pagina's, in klare taal neergespijkerd. Dat moet met een gedicht geïllustreerd worden. Zou je willen voorlezen het gedicht 'Twentieth Century Fox'?'
Droog: 'Jawel. ergens in de twintigste eeuw:
Twentieth Century Fox.
We lagen in de granaattrechter
in dit ontboomde land..... [lees de rest in Deze dagen]
Heeresma Jr: 'Dank je. En ik wijs de luisteraar er even op dat Bart FM Droog dit gedicht helemaal uit het blote hoofd heeft voorgedragen. Dat is natuurlijk de oefening die je op het podium hebt opgedaan?'
Droog: 'Als je maar vaak genoeg een tekst door je hoofd laat schieten...'
Heeresma: Jr: 'Dan krijg je dat. Is het beslist noodzakelijk om dit gedicht op deze manier voor te dragen of zou een getroffen lezer die het aan zijn vriendin wil laten horen het ook op een andere toon...'
Droog: 'Dat zou op duizenden manieren kunnen. Dit is een van mijn interpretaties. Ik zou het ook totaal anders kunnen doen. Maar ik vind dit voor mezelf de mooiste manier om het te doen. En ik vind het nog mooier als Jan Klug hierbij hele mysterieuze muziek maakt die een beetje past bij het gedicht.
Heeresma Jr.: 'De zang in dat gedicht deed me even denken aan Het stenen bruidsbed van Harry Mulisch. De bombardementssequences, of heeft het daar helemaal niets mee te maken?'
Droog: 'Daar heeft het helemaal niets mee te maken.'
Heeresma Jr.: 'Dat is niet jouw cup of tea, Mulisch?'
Droog: 'Nee, nee.'
Heeresma Jr.: 'Nou, het klopt met de flaptekst. Oorlogshandelingen, Männerfreundschaft, dat zou dan romantiek kunnen zijn. Nietigheid van de mens zit er ook wel in. Maar waarom die titel, 'Twentieth Century Fox'?'
Droog: 'Het is een gedicht wat je ook eigenlijk helemaal voor je kan zien. Al die losse regels zijn eigenlijk filmbeelden en dat doet dan weer denken aan film en filmmaatschappijen. De filmmaatschappij met de mooiste naam - ze bestaat niet meer - vond ik 'XXth Century Fox'. Ook vanwege dat Fox erin. Het is de twintigste eeuw maar ook de sluwheid van de mens erin.'
Heeresma Jr.: 'Verwijst ook naar de ondertitel misschien.'
Droog: 'Ja.'
Heeresma Jr.: 'Alles hangt nu samen. Film en televisie, belangrijke leveranciers van beelden voor jou?'
Droog: 'Hmm. Televisie vroeger. Ik heb een paar jaar geleden mijn kabelrekening niet meer betaald, werd die afgesloten en daar was ik wel erg blij mee. Dat je dan zeeën van tijd voor jezelf krijgt.'
Heeresma Jr.: 'Dat is heel goed, hè. Dat is een zegen.'
Droog: 'En film blijf ik mooi vinden. Maar gewoon ook beelden als je om je heen kijkt. De dingen die je ziet.
Heeresma Jr.: 'Maar deze beelden zijn helemaal doorvoeld neergeschreven. De oorlog, ja god, wat spreekt je daarin aan?'
Droog: 'De oorlog, misschien oorlog in het algeheel. De oorlog, iedereen denkt dan aan de Tweede Wereldoorlog of aan de Golfoorlog. Aan de ene kant in oorlogssituaties komt het ergste en het mooiste in de mens naar voren. Tegelijkertijd is er ook een soort onmogelijkheid om als je er zelf in zit om daarover met mensen te hebben die er nooit in hebben gezeten. Die romantiek die in dit gedicht zit, van mensen die niet in zo'n gespannen situatie gezeten hebben is het vrijwel onmogelijk om daarover te praten wat dat nou is, wat er nou gebeurt.'
Heeresma Jr.: 'Klinkt met kennis van zaken gesproken. Heb jij in militaire dienst gezeten?
Droog: 'Nee, ze wilden me niet hebben.'
Heeresma Jr.: 'O, nee?'
Droog: 'Nee, ik was waarschijnlijk iets te enthousiast.'
Heeresma Jr.: 'Je had wel gewild of was het gespeeld enthousiasme?'
Droog: 'Het was inderdaad meer gespeeld enthousiasme. Ik voel er weinig voor om op bevel mensen om zeep te helpen. Zo wie zo voel ik er ook niet veel voor om mensen om zeep te helpen, maar zeker niet op bevel.'
Heeresma Jr.: 'Maar je voert liever oorlog naar eigen inzicht?'
Droog: 'Ja.'
Heeresma Jr.: 'Zoals het dichterschap?'
Droog: 'Ja, dat is ook een soort gevecht tegen het zuur, gevecht tegen vooroordelen.'
Heeresma Jr.: 'Dat is Johnny van Doorn. Belangrijk voor jou?'
Droog: 'Heel belangrijk.
Heeresma Jr.: 'Eventjes hoor. De auteursfoto op de achterkant, behoorlijk risicovol genomen want je zit tussen de vangrails op een vierbaans snelweg. Waar is het?'
Droog: 'Dit is op de ringweg rond Groningen, op de zuidelijke ringweg aan het eind van de Meeuwerderweg.
Heeresma Jr.: 'En daar moest je dus een rijbaan voor oversteken?'
Droog: 'Neenee. Het is op een heel mooi viaduct. Het loopt over een weg heen en tussen de vier rijbanen zit een spleet waar je precies tussen omhoog kan klauteren.
Heeresma Jr.: 'Dus het was een gecalculeerd risico?'
Droog: 'Het was helemaal geen risico, behalve als er een dronken automobilist op die plek te lang naar de fotograaf had gekeken en door de vangrail op me in was gereden. Maar dat is gelukkig niet gebeurd.
Heeresma Jr.: 'Alles hangt samen bij dichters, heb ik eens ontdekt. Wil je ook nog iets zeggen met die foto?'
Droog: 'Fuck, die foto. Deze foto? Nee...'
Heeresma Jr.: 'Nee, want dan ga je misschien nadenken.'
Droog: 'Het is meer een keus van de vormgever geweest, deze foto. Ik had zelf liever een andere foto er op gehad, met een tuinkabouter en een ijsje.'
Heeresma Jr.: 'Heel lief in plaats van geducht?'
Droog: 'Ja, dit eeh. Ik vind de auto's ook niet echt mooi, die er op staan.'
Heeresma Jr.: 'Het had beter van compositie gekund. Hé, luister. Je bent nu officieel gedebuteerd. We moeten je dus nog leren kennen. Zou je daarom het gedicht 'Stilleven' willen voordragen?'
Droog: 'Moet ik misschien wel een kleine inleiding bij geven. Het is een gedicht helemaal gebaseerd op verhalen die mijn moeder vertelde over mijn grootvader. Mijn grootvader was een arts op het Brabantse platteland in het begin van deze eeuw, van 1920 tot 1950 ongeveer. In het gedicht is een beschrijving van wat hij op zijn werk - hoe heet zo'n ding waar je aan werkt? - aha: bureau, wat hij daar op had staan. Het eerste deel klopt vrij sterk. Hij bewaarde de miskramen van mijn oma namelijk op sterk water. Ik heb dat een beetje veranderd. Het rare is, ik was een paar jaar geleden in Sachsenhausen waar een oom van mij verdwenen is in de Tweede Wereldoorlog en ik ontdekte op een bureau van een SS-kamparts ook een schedel van een gedetineerde. Dat beeld kent waarschijnlijk iedereen: van SS-artsen die schedels van gevangenen bewaren. Maar mijn opa had ook zo'n schedel op zijn bureau staan en misschien was het wel vrij gebruikelijk in het begin van deze eeuw voor artsen om delen van overleden patiënten te bewaren. Ik weet het niet, want ik heb het hem nooit kunnen vragen. Hij is begin '50 overleden: 'Stilleven' - en deze ken ik dus niet uit mijn hoofd, voor de veranderingen.
STILLEVEN
Voor me de schedel van grootvader
van koperen hersendak voorzien
met uitsparing voor sigaretten
hij grijnst al veertig jaar
[lees de rest in Deze dagen]
Heeresma Jr.: 'Dank je. Mij trof de regel 'Als trofee de rechterarm van vader'. Een trofee is oorlogsbuit, een teken van overwinning. Vrijmoedige vraag, maar heb jij met je vader gestreden?
Droog: 'Nou, gestreden... We hadden een tijd lang een moeilijke omgang, maar die trofee kan je wat mij betreft veel letterlijker nemen, want mijn vader heeft geen rechter arm meer. Die heeft hij voor Hare Majesteit gegeven.'
Heeresma Jr.: 'Oh? In Ons Indië?'
Droog: 'In Ons Indië, ter behoud van Ons Indië.'
Heeresma Jr.: 'Je vader heeft op zijn zachtst gezegd een veel bewogen leven geleid. Hij is dus frontsoldaat geweest, in Ons Indië, daarna als ...'
Droog: 'Ook nog even in Ons Duitsland en Ons Zeeland.'
Heeresma Jr.: 'Ons Duitsland? Dat deel dat we er nog wilden bijtrekken, toen hè. Het is jammer dat dat niet doorgegaan is.'
Droog: 'Daar is het Nederlandse leger begin vijfenveertig nog even geweest, heeft zich twee weken schandelijk misdragen en is toen door Montgomery persoonlijk het land uitgeflikkerd.
Heeresma Jr.: 'We mochten ons toch wel wat veroorloven in die tijd?'
Droog: 'Dat leek me ook wel, ja.'
Heeresma Jr.: 'Je vader was tropisch landbouwkundige op een plantage in Indonesië?'
Droog: 'In Indonesië en in Liberia. In Tunesië was hij ontwikkelingswerker. In Haïti was hij ook ontwikkelingswerker en hij heeft later nog een plantage in Suriname gehad.'
Heeresma Jr.: 'Maar voordien dus die oorlogsverwikkelingen als onder andere tolk in Duitsland voor de Geallieerden.'
Droog: 'In België en Zuid-Nederland, bij het Amerikaanse Eerste Leger.'
Heeresma Jr.: 'Hebben zijn ervaringen jouw fascinatie voor krijgshandelingen gevoed?'
Droog: 'Je zou het bijna gaan denken, maar aan de andere kant heb ik een hele hoop broers en zussen die helemaal niets met oorlog hebben, dus... ik weet het niet.'
Heeresma Jr.: 'Je bent nooit met hem mee geweest naar die exotische streken?'
Droog: 'Nee, wel een keer naar wat slagvelden waar hij geweest was, in België dan.'
Heeresma Jr.: 'België is natuurlijk geen Liberia.'
Droog: 'Het heeft bepaalde raakvlakken. Er zijn wat stammenconflicten in België.'
Heeresma Jr.: 'Dat geef ik toe. Duitsland komt veelvuldig voor in je bundel. Zou je het gedicht 'In Duitsland' willen voorlezen, maar dan alleen de eerste twee blokjes?'
Droog: 'En dan in het Nederlands of in het Duits?'
Heeresma Jr.: 'In het Nederlands.'
Droog: 'Dan moet ik echt even zoeken, want de laatste keer dat ik deze deed was in het Duits:
In Duitsland
Kom nog vaak ik in Duitsland
land dat oom Niek schrapte
mijn eerste vrouw schiep
Brecht, Busch en Weill
Bezoek dan steevast
het vergeten veld van doem
daar waar eens Das Lied
der Moorsoldaten klonk
Heeresma Jr.: 'Das Lied der Moorsoldaten. Jij kent dat lied. Waar gaat dat over?'
Droog: 'Het is een beschrijving van het leven in de concentratiekampen, in de vroege jaren dertig, toen de nazis juist het regime hadden overgenomen bij onze oosterburen. Het lied is ontstaan vlak over de grens met Groningen, in het Emsland, waar je de Emslandlager had, in het kamp Börgermoor. al die kampen zijn momenteel verdwenen.'
Heeresma Jr: 'Niet meer operationeel.'
Droog: 'Een nog, als jeugdgevangenis. Maar je had een stuk of dertig van die kampen en in 1934 schreven twee gevangenen daar Das Lied der Moorsoldaten om te zingen, om elkaar geestelijke steun te geven.'
Heeresma Jr.: 'Moor, dat is veen.'
Droog: 'Moor is veen, moeras. Dat hele gebied is tegenwoordig landbouwgrond. In de jaren dertig was het nog veengebied.'
Heeresma: 'Jij kent dat lied. Zou je een couplet willen ..'
Droog: 'Jawohl.
Heeresma: 'Bitte.'
Droog: Das Lied der Moorsoldaten. Börgermoor, 1934.
Wohin auch das Auge blicket
Moor und Heide nur ringsum
Vogelsang uns nicht erquicket
Eichen stehen kahl und krumm
Wir sind die Moorsoldaten
und ziehen mit dem Spaten ins Moor
En zo gaat het nog zes strofen door.'
Heeresma Jr.: 'In het Duits heeft dat meteen een vanzelfsprekende autoriteit. Dat is zo fascinerend aan die taal. Op je zeventiende ...'
Droog: 'Ik weet het nog goed.'
:Heeresma Jr.: 'Je weet waar ik nu heen wil - ging je van school en vertrok van Emmen naar Groningen.'
Droog: 'Ja, dat was een hele wandeling.'
Heeresma Jr.: 'Ging dat te voet?'
Droog: 'Per voet en per bus.'
Heeresma Jr.: 'Tjeetje.'
Droog: 'Per stoombus, geloof ik nog in die dagen.'
Heeresma Jr.: 'Reed er toen nog geen trein?'
Droog: 'Die rijden er nog steeds niet of je moet over Zwolle gaan en dat is dan een treinreis van een kilometer of honderdzestig, denk ik. En zoals de vogel vliegt is het vijfenvijftig kilometer.'
Heeresma Jr.: 'Waarom ben je toen gevlogen.'
Droog: 'Omdat het leven in Emmen buitengemeen saai en voorspelbaar is.'
Heeresma Jr.: 'Was het thuis niet gezellig?'
Droog: 'Nou, gezellig, ik heb nooit naar gezelligheid gezocht. Misschien was het wel te gezellig.'
Heeresma Jr.: 'Dat kan er ook stevig inhakken. Je ging het avontuur tegemoet. Was het compensatie voor het feit dat jij als zoon altijd in Emmen moest achterblijven terwijl je vader er op uit trok? Ik probeer natuurlijk een beetje psychologisch na te denken.'
Droog: 'Nee, dat denk ik niet. Ik heb een sterke onrust in me. Mijn vader heeft dat ook. een van mijn broers heeft dat ook. Mijn overgrootvader had dat ook. Het is een familietrekje, denk ik.'
Heeresma Jr.: 'Maar dun gezaaid. Je bent dus op je vijftiende begonnen met optreden. Meteen al gedichten?'
Droog: 'Ja, alleen maar gedichten, eigenlijk.'
Heeresma Jr.: 'Je eigen gedichten? Eerst niet die van anderen om te proberen?'
Droog: 'Wat ik dus juist deed, 'Das Lied der Moorsoldaten' deed ik vroeger wel redelijk vaak.'
Heeresma Jr.: 'Dat vonden mensen zeker mooi?'
Droog: 'Heel vaak dachten ze ook dat ik dan een of andere neonazi was, want zodra ze Duits horen denken ze 'oh, nazitaal!'
Heeresma Jr.: 'En dat was juist een lied van concentratiekampgevangenen.'
Droog: 'Het vooroordeel dat heerst...'
Heeresma Jr.: 'Borneert. Maar op je zeventiende moest je dus voor je zelf zorgen. Je hebt allerlei baantjes, onder andere steigerbouwer, postkamermedewerker en bijrijder van een zakenman wanneer hij naar Rusland gaat. Waarom was dat?'
Droog: 'Hij was een goede vriend van me die een baantje kreeg in Moskou. Hij was directeur van een bedrijf dat adviseerde in de handel tussen Russissche en Nederlandse bedrijven. Hij wilde ook zijn hele huisraad meenemen, maar het is vrij gevaarlijk als je daar in een luxe wagen in je eentje rijdt. Dan heb je een vrij grote kans op overvallers. Als je met twee mensen in zo'n wagen zit...'
Heeresma: 'Dus je was eigenlijk een soort bodyguard?'
Droog: ' Mijn uiterlijk werkt vaak al afschrikkend genoeg. Een kale kop betekent in Rusland zoiets als van waarschijnlijk iemand die juist uit de bajes komt. Ik had gedurende de reis per ongeluk een badkamer in Minsk opgeblazen waardoor een van mijn handen in verband zat.'
Heeresma: 'Hoe heb je dat gedaan?'
Droog: 'In Minsk hadden we een appartement te leen voor enkele dagen waar niks in was. Geen keuken, wel elektriciteit, maar verder geen meubilair. We waren op een dag rondgeleid door een Wit-Russische vriendin. De hele dag in de auto. Zij koffie drinken, wij aan de wodka. Toen kwamen we laat in de nacht in ons appartement en ik wilde wat koffie voor haar zetten. Dat moest met een gasbrandertje en het gashoudertje, dat was leeg. Ik was al zo dronken en vergeten hoe je dat precies moest verwisselen. Ik trok het eraf, knalde er een andere gashouder onder. Het gas dat ging eruit, over mijn handen en voeten. En ik dacht slim te zijn door het in de badkamer te doen waar niks brandbaars was en hield er toen een aansteker bij en bhpfoem!'
Heeresma Jr.: 'Aiaiai.'
Droog: 'Grote steekvlam.'
Heeresma Jr.: 'Je moet het toch altijd één keer meemaken.'
Droog: 'Het was wel een ervaring. Ik kan het niemand aanbevelen, maar ...'
Heeresma Jr.: 'Dat er nog over gesproken wordt in Minsk.'
Droog: 'Je kan het beter laten doen, dat is...'
Heeresma Jr.: 'Vreemde plek voor een explosie. Sommige van jouw gedichten spelen zich af aan de zelfkant, wekken een suggestie van misdadigheid. Ook wordt enige wapenkennis gedemonstreerd. Zoals in het gedicht 'Kamagurka's Brixia'. Zou ik je mogen vragen...'
Droog: 'Jawel. De titel is al gezegd. België, 1996:
ik klik het magazijn
terug in de Brixia
elke kogel
maakt het zwaarder
[lees de rest in Deze dagen]
Heeresma Jr.: 'Je hebt 'steevast' vervangen voor 'telkenmale'. Dat moet kunnen.'
Droog: 'Ojee, dan deed ik de oude versie.'
Heeresma Jr.: 'Wat ik heel mooi vind hierin is de zin (met Vlaamse tongval) 'zwart is de Brixia gelijk de kleur die mij bevalt'. Dat is zo Vlaams.'
Droog: 'Ik vind het Vlaams een hele mooie taal. Met woorden als 'langsheen', als in langsheen de bank in plaats van ik loop langs de bank.'
Heeresma Jr.: 'Wat is een Brixia?'
Droog: 'Een Brixia is een Italiaans handvuurwapen.'
Heeresma Jr.: 'Een pistool, revolver?'
Droog: 'Een pistool.'
Heeresma Jr.: 'Hoe zat het dan met die Brixia van Kamagurka?'
Droog: 'Ik schreef het gedicht kort nadat ik een optreden in Gent had, bij de Gentse Feesten. En daar overnachtten we (i.d.: De Dichters uit Epibreren) in de werkkamer van Kamagurka en in zijn werkkamer had hij een kapstok staan waar een Brixia op geschroefd was. En ik verveelde me een beetje en heb iets van twee uur lang met die Brixia zitten spelen door de lade er steeds weer uit te laten klikken. een heel mooi geluid.'
Heeresma Jr.: 'Dus je houdt wel een beetje van wapens?'
Droog: 'Ja, ik vind wapens te gek..'
Heeresma Jr.: 'Een behoorlijke kennis ervan, ook?'
Droog: 'Nou, kennis. Niet zo van dat als iemand mij een machinegeweer geeft dat ik helemaal uit elkaar kan halen en weer in elkaar kan zetten. Dat heb ik nog nooit gedaan. Maar ik vind het wel mooi, ik ken veel wapens. de schoonheid in wapens, de vormgeving vind ik erg mooi en ook de kracht die eruit kan knallen.'
Heeresma Jr.: 'De impact!'
Droog: 'Hoe klein een kogeltje is, dat een geweldige...'
Heeresma Jr.: 'Wat je ook doet met het publiek?'
Droog: 'Woorden zijn lucht, natuurlijk.'
Heeresma Jr.: 'Daarmee komen we ook aan een volgend aspect. Sinds 1994 vormen Tjitse Hofman, Jan Klug en jij 'De Dichters uit Epibreren'. Jullie treden op in binnen- en buitenland. Wat ik weten wil is wat trekt jullie in elkaar aan? Hoe hebben jullie elkaar gevonden?'
Droog: 'Gevonden eigenlijk geheel per toeval. We waren los van elkaar vier jaar geleden uitgenodigd om op te treden op een soort art-party in Villa Weltevreden in het pittoreske Paterswolde. Daar kwamen we elkaar voor het eerst tegen en we kregen de opdracht mee met elkaar even iets neer te zetten en... het klikte op de een of andere manier en daaruit zijn we ontstaan. Jan Klug is er twee jaar later bij gekomen. We zochten een invaller voor onze eerste muzikant en we hoorden van zijn bestaan. Tjitse is hem gaan uitchecken en dat beviel.'
Heeresma Jr.: 'Jullie beweren onder andere zogeheten zogpoëzie te maken. Je hebt daar een heel ingewikkeld manifest over geschreven. Een zin: 'Zogpoëzie is de afwijkende stroming rond obstakels in media die bewegen ten opzichte van het obstakel'. Ik zou zeggen, laat maar horen.'
Droog: 'Een zoggedichtje:
Oerol
De Carmina Burana zingend
togen wij naar het Noorden
om met zeehonden op te zwemmen
in het zog van het eiland
[lees de rest in Deze dagen]
Heeresma Jr.: 'Zo. Dat is Marsman, de dichter die de wijk wilde nemen naar Engeland maar niet ver kwam.'
Droog: 'Want een Duitse torpedo kwam op zijn pad en doodde hem omdat hij in het ruim te slapen lag. Maar zijn vrouw stond de kok in de kombuis te helpen en die heeft het kunnen navertellen wat er allemaal geschiedde.'
Heeresma Jr.: 'Jeetje. door oorlogshandelingen in de slaap gedood. Belangrijk voor jou, die dichter, of gewoon...'
Droog: 'Neeneenee. Marsman heeft hele mooie dingen geschreven. Ik misbruik hem wel een beetje in dit gedicht maar dat doe je wel met meer dingen die je mooi vindt, die misbruik je op een meest verschrikkelijke manier.'
Heeresma Jr.: 'Daarom ook, Marsman, de luisteraars moeten dan ook niet denken dat jij alleen maar hardgekookte gedichten schrijft, maar ook hele gevoelige poëzie. Dat blijkt bijvoorbeeld uit je 'Belgische Duiven Drieluik'. Mag ik je vragen het middelste gedicht voor te lezen?'
Droog: 'Dan moet ik even zoeken, want het is raar. Het is een van de weinige dingen die ik maar niet uit mijn kop kan leren. Het komt uit een drieluik en er gaat dus nog een ander gedicht aan vooraf en weer een ander gedicht volgt:
DE HAAN (KUST)
De N34 tussen Oostende en Wenduine
had heet asfalt, die dag, zo heet
dat een duif zich erop nestelde
zag het beest te laat, remmen of
uitwijken zou onheil en dood
voor mij en mijn naasten zijn, koos
de enige keus die elk sparen zou
recht over het gevederte heen
en hopen dat het dier zich niet zou roeren
in de spiegel zag ik de vogel
luchtig koeren, een knipoog en een zucht
het volgend mobiel had brede banden.
Heeresma Jr.: 'Dat is mooi. Bart, ik bedank je voor dit gesprek. De dichtbundel Deze dagen van Bart FM Droog is verschenen bij uitgeverij Passage en ligt voor negentiennegentig in de boekhandel.'
(Heere Heeresma Jr., De Avonden, VPRO-Radio, Radio 5, 2-12-1998)
(terug naar boven)
EEN DREINEND LIED VAN KWADE KOORTS
Worden debuterende romanciers vaak met enig tromgeroffel aan het lezerspubliek voorgesteld, dichters die hun eersteling presenteren, hebben het moeilijker. De meeste kranten reserveren slechts een bescheiden hoekje voor poëzie, en dan nog niet eens iedere week. Het gevolg is, dat het merendeel van de bundels überhaupt niet besproken wordt, en dat debutanten niet zelden het slachtoffer zijn van het feit dat gerenommeerde dichters goede bundels blijven afscheiden. Dat is jammer, want hoewel er veel rommel verschijnt, duiken er toch ieder jaar een paar dichters op die serieuze aandacht verdienen. (...) De Groningse dichter Bart Droog (1966), die in nachtcafé De Koekkoek een van de leukste poëziepodia van Nederland programmeert, lijkt geobsedeerd door oorlog. Zijn bundel Deze dagen is als geheel niet sterk, maar er staan een paar uitstekende gedichten in.
'Stilleven' bijvoorbeeld:
Voor me de schedel van grootvader
van koperen hersendak voorzien
met uitsparing voor sigaretten
hij grijnst al veertig jaar
Ernaast de baarmoeder van oma
keurig in wekfles bewaard, daarin
groeide mijn moeder: ei werd mens
deze machine in sterk water gevat
Bart Droog: Deze dagen - Gedichten uit de 20e eeuw. Passage; 48 pagina's; 19,90. ISBN 90 5452 053 1.
(Piet Gerbrandy, De Volkskrant, 4-12-1998)
(terug naar boven)
RONDGAAN OVER DE RONDE WERELD
Twee bundels van twee zeer verschillende dichters, Nachoem M. Wijnberg en Bart FM Droog. Wijnberg komt nauwelijks op podia, is een echte 'thuisdichter', terwijl Droog 'met stalen regelmaat te zien en aan te horen is op podia in binnen- en buitenland'. Nachoem Wijnberg volg ik al jaren. In 1997 werd zijn bundel Geschenken bekroond met de Herman Gorterprijs. Wijnberg is een van de boeiendste dichters van zijn generatie; hij doet jaar in jaar uit hetzelfde, maar toch steeds anders. De subtiliteit in zijn poëtische verhaaltjes wordt steeds groter - scherper ook -, zonder dat zijn intellect zijn speelsheid overheerst. Zijn techniek wordt onzichtbaarder.
Bart FM Droog heeft ook 'iets'. Ik heb hem nooit zien optreden en heb alleen met drukinkt en papier te maken. Dit 'iets' in de verzen van Droog is heel anders dan bij de vroege Nachoem Wijnberg. Waar Nachoem sensitief, intellectueel en raadselachtig was en is, is Droog expliciet en 'heftig' beeldend. al is het hier geciteerde gedicht van hem eigenlijk introvert:
LOTTE
En dan was er Lotte
we kusten en vreeën
aan de oever van de Dijle
die woest kolkte, die nacht
ons gehijg zelfs overstemde
en Leuven overspoelde, die nacht
was kort en onder de
vriendelijke zomerzon
wandelde ik weg
langsheen Damiaan's graf
Dit vers vormt een beetje een uitzondering, maar ik vind het mooi omdat het zo terloops en vreemd is, beginnende met 'Dan', terwijl er niets aan voorafgaat voor de lezer. FM Droog doet me hier en daar aan de jonge Pieter Boskma denken die in de loop der jaren is uitgegroeid tot een formidabel dichter.
Een gedicht van Nachoem Wijnberg:
OPGEDRAGEN AAN DE UREN VOOR DE SPIEGEL
Overal beginnen en overal uitkomen.
Dag wordt nacht,
zwarte make-up wordt lichte make-up, oudjaar
wordt nieuwjaar,
midden in het jaar zoals mijn bewegend bed in het
midden.
Overal uitkomen als een te goed geklede priester.
Even absurd, maar veel minder dichterlijk paradoxaal, melancholiek en ervaren is Bart FM Droog in zijn Totaalgedicht:
Woestijnen van water
zeeën van zand
bergen van dalen
een groen ledikant.
Ik denk dat deze twee zeer verschillende dichters elkaar op één belangrijk punt treffen: de amusementswaarde van hun werk. Droog en Wijnberg zijn beide erg amusante en directe dichters. Ik citeer Nachoem:
VERMOEIDE OGEN, GEREKTE HUID
Het was meteen duidelijk,
de eerste keer dat zij elkaar aankeken,
dat zijn in elkaars armen.
Ja, wat zullen zij in elkaars armen doen? Vallen? Sterven? Prikken? En dan die rare titel. Hebben we te maken met treurige dertigers, teleurgesteld in de liefde? Allemaal onduidelijk, maar geestig is het wel. In de verzen van Bart FM Droog gaat de wereld rond. Je wordt bekogeld met beelden die goed zijn voor de voordracht, maar gelukkig op papier ook vaak overeind blijven: 'Morgen zal me vinden in de ochtendschemering/tussen langverlaten straten/nog eenmaal koester ik mijn huid/in de kille, kille zon/maar waar ik roepen wil/een eind aan dit al/vind ik me mijn woorden ontnoemen/mijn stem ontstolen/de luchten blijven stil'. De dichter gaat rond over de ronde wereld. En voor Nachoem Wijnberg is de wereld niet meer rond en hij gaat ook niet meer rond. Het is te vervreemdend, denk ik, het hele bestaan: 'De prachtigen worden atleten zonder wedstrijdklasse,/wit schaamhaar overal over hun lichaam./Anderen bereiken niet eens volle pracht maar leren uit het hoofd/bewegingen om te overtuigen.'
Nachoem Wijnberg is een dichter in de meest zuivere zin van het woord en Bart FM Droog kan het misschien worden, door werken, werken en nog eens werken. Ik heb het gezien en heb het gezegd en ben vrij zeker van mijn zaak, want ik heb moeite met me te vergissen.
(Rogi Wieg, Het Parool, 4-12-1998)
(terug naar boven)
BKNR0026
Droog. Deze Dagen. Gedichten uit de 20e eeuw.
Groningen: Passage.
Gedeeltelijk eerder verschenen in diverse bundels, tijdschriften en kranten.
Gedichten die een klein beetje in de buurt komen van de poëzie van Deelder, Brood c.s., maar daarvan toch te zeer de speelsheid missen. Het is goed mogelijk dat ze het bij een performance goed doen maar bij het lezen heeft men soms de indruk dat de dichter zich wat overschreeuwt. Toch hebben sommige gedichten iets sympathieks. Er spreekt een social gevoel uit en er is een verbondenheid met wat de dichter omgeeft. De regel 'met goede gedachten schrijf je slechte gedichten' gaat niet helemaal op. Wel is het zo dat er nog het nodige aan moet worden gedaan (of juist niet) om tot de beoogde speelsheid te komen.
(Martin Mooij, NBLC, 10-12-1998)
(terug naar boven)
LOTTE
En dan was er Lotte
we kusten en vreeën
aan de oever van de Dijle
die woest kolkte, die nacht
ons gehijg zelfs overstemde
en Leuven overspoelde, die nacht
was kort en onder de
vriendelijke zomerzon
wandelde ik weg
langsheen Damiaan's graf
Bart FM Droog. Gedicht uit: Deze Dagen Bart FM Droog, uitgeverij Passage, Groningen, 1998. Met naast het gedicht een illustratie door Stef Vermuyten. tekening uit: Zulma, Literair & (foto)grafisch tijdschrift, nr. 21.
(Jongerenpagina, De Standaard (B), 13-12-1998)
(terug naar boven)
BEREDEN BETON EN LICHTSCHEPEN
Hoewel Bart FM Droog en Arjan Witte de afgelopen jaren veelvuldig op podia te zien waren duurde het lang voordat er dichtbundels van hun hand verschenen., Droogs Hotel Hel uit 1994 daargelaten. Twee bijzondere bundels met compacte titels zijn er nu: van Droog verscheen Deze dagen, van Witte Kikkerbloed.
De omslag van Droogs bundel stelt een zonsopgang voor, waarbij de titel - vrij naar het logo van filmmaatschappij Twentieth Century Fox - vaalgele zonnestralen werpt op een helzwarte achtergrond. Gedichten uit de 20ste eeuw, luidt de ondertitel. Als we Droog moeten geloven is de 20ste eeuw een zwartgallige. Dat wil niet zeggen dat Deze dagen een zwartgallige bundel is geworden. Juist de bijna pathetisch-heroïeke ondertoon maakt hem aangenaam leesbaar, relativeert hem. Daardoor komen sommige beelden nog harder aan.
Op bijna filmische wijze wordt de lezer door de bundel geleid, langs oorlogen, grafvelden, kroegen en vooral langs veel snelwegen. Bart FM Droog is een dichter van het bereden beton: '...het asfalt (drijft) ons voort / door dennenwouden in duister...'
Ook een liefdesgedicht verplaatst hij naar het duister. In het merkwaardig fascinerende Twentieth Century Fox: 'We lagen in de granaattrechter / Jij en ik, ik en jij, op bevel gedreven / marcheerden we naakte lichamen, sloegen / weerlozen de tankgracht in.../ Want we hadden toch elkaar...'
Dan verplaatst het beeld zich naar een bommenwerper en worden er bommen gelost 'op de klanken van je zang...' Om te eindigen in een diner voor twee: '(We) hieven de glazen / glinsterende ogen, jij en ik, ik en jij / de bestekken lagen gedekt.' Zwartgallige romantiek van een van de Dwazen uit Groningen.
Arjan Witte's Kikkerbloed heeft een bijzonder fraai omslag: een wazig groenige foto van een aantal auto's vanuit kikkerperspectief genomen, met de titel in kleine, felrode kapitalen. Zoals de titel door de kleurcombinatie lijkt te flikkeren, zo springt Witte in zijn gedichten overal naar toe.
In het titelgedicht Kikkerbloed bijvoorbeeld: 'Ik verander de wereld / ik verander de wereld in een kikker / o kon dat maar, springen naar de sterren / onze eieren door heel het al verspreid.' Slot: 'Ik verzuim te / vermelden dat ik niet toveren moet / en goochel een spoor van woorden / dat is mijn sprong. Wittes gedichten zijn niet altijd eenduidig. Maar steeds keren er waarschuwingen vanuit en lofzangen op de industriële verworvenheden van onze samenleving terug. Een lofzang op de automatiekhap bijvoorbeeld: 'Glorieuze sprong voorwaarts in de historie / flonkerend wonder van spiegelend chroom / Kopergouden paneerpantser omvat teder / innerlijke rijkdom van de zeldzame tuin...' Een waarschuwing, in De daad bij het woord: 'Niemand werd getroffen door het landelijk bericht / dat elk journaal vertelde en geen kapper goed verstond / hoe de zee besloot te klimmen en al meters land verslond.'
Troost lijkt er te vinden in de sterren in het slotgedicht Lichtschip: 'Lichtschip luchtschip / neem me mee dan, kom meteen dan / spreid je schijnsel in het scheiden van de avond'. En later: 'Lichtschip lichtstip / blozend anker aan de einder / mijdt de tijden...' Tenslotte: 'Lichtschip, dit schip ligt, als een waaklicht stil/ en wacht wel.' Mooi..!
(Ruben van Gogh, Algemeen Dagblad, 8-1-1999)
(terug naar boven)
HERSENVONK EN HARTGEBONK
Welke woorden neem je mee naar de 21e eeuw? Een vraag die de komende maanden menig scribent teistert. Laten we een antwoord nog even uitstellen en ons richten op de vraag: welke woorden geven het beste de 20e eeuw weer? of kunnen we ons beter hullen in beschaamd stilzwijgen na honderd jaar kassamoord en aanverwante modderpoelen?
Niet alleen de doden vielen bij bosjes ook boeken rolden met onnavolgbare snelheid van de persen. En temidden van alle geestdrift neemt poëzie nog steeds een bescheiden plaats in. Ook in Nederland lopen dichtbundels voor geen meter, mag een beetje dichter en dichteres al blij zijn met een paar honderd belangstellenden. Wie zich al dichter durft te noemen loopt al gauw tegen de vraag op: kun je daarvan leven? Financieel gezien waarschijnlijk niet, maar voor de rest kan poëzie wel eens de laatste strohalm zijn voor wie doodmoe is, maar nog lang niet levensmoe wil worden.
Er is geen beter jaar dan 1999 denkbaar om de bundel Deze Dagen te lezen. 'Gedichten uit de 20e eeuw' luidt de ondertitel en daar is geen woord koeterwaals bij. het is al eens eerder in Ravage gezegd: de maker, Bart FM Droog weet op de vierkante centimeter van het papier een indrukwekkende sfeer van loopgraaf en goot op te roepen. en niet alleen op te roepen: de bloedspatten kogelgaten en schuimende bekken worden in je gezicht uitgesmeerd. Zeerdirecte poëzie is dit, maar ook weer niet zo direct dat er niks te raden overblijft. Poëzie ook die live uitstekend tot z'n recht komt, mede door het rauwe stemgeluid van podiumdier Droog.
De 20e eeuw: war all the time, zoals Bukowski al zei. Droog zegt het hem als volgt na.
Srebrenica
Lik de wonden uit geronnen bloed
in vette, vette plakken
struikel de strikdraden omver
over het volle, volle mijnenveld
waar zoeklichten als gretige vingers
de verlaten dorpen doorzoeken
zet je schrap in je schuttersput
duw de wanden ver uiteen:
uit deze scène valt niet te vluchten
hopeloos verdwaald
verdwaald
in deze dagen.
Zo, die mag het RIOD, dat het 'falen' van onze jongens in Srebrenica in '95 onderzoekt in haar zakken steken. Een indrukwekkend rapport vol moralistisch achterafgelul zal niet kunnen verhullen dat er maar één waarheid is; die ervaren wordt op het moment zelf, zowel door soldaten als door de vluchtelingen. Pijnlijk maar waar. Droog boekstaaft desillusies, zoals in 'Spiegeldiep', waarin 'het rioolbruine water' van Groningen 'alle verlangens onverbrekelijk stuk spiegelt'.
Via z'n uitgeverij Rottend Staal is Droog nog immer een promotor voor tientallen poëten in Nederland en erbuiten. Kan hij van de poëzie leven? Passenger Droog gaat door met zijn oorlogsverslaggeving tot het laatste El Al-vliegtuig gevallen is. Scoor Deze Dagen en wees zelf voor even oog- en oorgetuige.
(Mark Hurkmans, Ravage, 19-2-1999)
(terug naar boven)
RUIGE WOORDEN
Bart FM Droog uit Groningen, is met afstand de meest optredende dichter van Noord-Nederland, zo niet van heel Nederland. Festivals, poëzieavonden, scholen in jongerencentra of kroegen, dichter Droog draait er zijn hand niet voor om om zijn luisteraars te tracteren op een spervuur van ruige woorden.
Als hij niet alleen het podium betreedt, dan is het wel met zijn companen van de Dichters uit Epibreren, Tjitse Hofman en Jan Klug. Gezamenlijk zijn de heren goed voor een overrompelende podiumact, waar poëzie performance betekent. Op gezette tijden is Bart FM Droog in nachtcafé Koekkoek te vinden, waar hij ook achter de bar werkt. Verder geeft hij het blad Rottend Staal Nieuwsbrief uit waar jonge dichters hun gedichten zien afgedrukt. Droog is ook erg bedreven in het promoten van poëzie in het algemeen en zichzelf in het bijzonder. Het is duidelijk dat hij de taal een warm hart toedraagt. Onlangs verscheen een bundel gedichten van hem onder de naam Deze Dagen - gedichten uit de 20e eeuw. In zijn gedichten gaat het er soms grof en nietsontziend aan toe. Oorlogen nachtleven politiegeweld en meisjes zijn terugkerende onderwerpen in zijn taal die bij voorkeur luid moet worden voorgedragen het liefst op een podium.
'De doden drijven in het diep / met groen uitgeslagen gelaten / gassen borrelen uit het vlees / waarvan de vissen vreten /'
(Remco in 't Hof, Nieuwsblad van het Noorden, 27-2-1999)
(terug naar boven)
DICHTERS VAN VENUS EN MARS
Zaterdag begint in Rotterdam de 30ste aflevering van het dichtersfestival Poetry International. er treden 34 dichters op, van wie negen vrouwen. Maken vrouwen andere gedichten dan mannen? Een verkenning.
'Dichten, dat is toch alleen voor wijven', dichtte Lernert Engelberts eens. Dat is boud gesteld, maar er zijn grote verschillen tussen mannelijke en vrouwelijke poëzie. Ook de dichters en dichteressen van de jongste generatie leven in gescheiden werelden.
Ik ben wel een geest in een lamp,
verlegen vlees dat lieflijk verschijnt na zachtjes aaien,
maar ook een verschrompelde ballon van een vrouw
met de grens van een sneeuwman.
(Esther Jansma, fragment Verrassing uit Stem onder mijn bed, 1988)
Ik ben een bunker
ongenaakbaar
onverwoestbaar
mijn stalen ogen
strelen de horizon
en mijn betonnen huid
schermt mijn gedachten
ongenaakbaar
onverwoestbaar
(Bart FM Droog, Kornwerderzand 1940 uit Deze Dagen, 1998)
Vrouwen komen van Venus, mannen komen van Mars. Dat geldt ook voor dichters en dichteressen. Neem een gesloten man en een gesloten vrouw en laat ze een gedicht schrijven. De man wordt een bunker en de vrouw een geest in de lamp. De vrouw is na zachtjes aaien bereid om te voorschijn te kruipen. De man niet, die heeft zich ingegraven in een betonnen gedachtenscherm. De vrouw durft zich te laten kwetsen, de man kijkt wel uit.
De Amerikaanse psycholoog John Gray heeft een goede boterham aan het eeuwige verschil tussen man en vrouw. in een niet aflatende stroom van bestsellers - onlangs verscheen Mars en Venus beginnen opnieuw - beschrijft hij leven en liefde van de twee seksen, die wel altijd aliens voor elkaar zullen blijven.
Zijn stelling is dat vrouwen gericht zijn op menselijke relaties, vriendschap, liefde en een goede communicatie, terwijl mannen de wereld zien in termen van moed, kracht en prestatie.
Nu zijn dichters, of ze willen of niet, net mensen. Zou er dan ook zoiets bestaan als mannen- en vrouwen poëzie? Het ziet er wel naar uit als je afgaat op de bundels van de jongste lichting dichters. De thematiek is uniseks: Leven en dood, vergankelijkheid, verlies, liefde en de poëzie zelf. Maar als je kijkt hoe deze 'eeuwige constanten waar dichters van vreten' (Lernert Engelberts) worden uitgewerkt, worden de verschillen snel duidelijk.
Om maar eens te beginnen met iets waar zelfs een kunstenaar niet omheen kan: het leven. Vrouwen schrijven over het begin ervan en mannen over het vaak bittere eind. een belangrijk vrouwelijk thema is het al dan niet vruchtbaar zijn. Van kinderen, maar ook van woorden, want die twee dingen verbinden vrouwen vaak met elkaar.
Vruchteloos is het. Op het wit zwijgt het
zwart, spreekt zich niet uit. Het lijf
keert terug naar dag in dag uit. In mij
is de man verdronken, het kind gestorven
schrijft Albertina Soepboer.
Op de vruchtbaarheidskwestie volgt de zwangerschap, zoals bij Esther Jansma: 'Maar plotseling ben ik zo groot. / Het rammelt en het groeit. / Er komen nieuwe ruimten bij.'
De fase daarna is de soms verstikkende relatie tussen moeder en kind en omgekeerd. Jo Govaerts: 'Elke dag / bedelt ze om een stukje / van mijn lijf, gisteren / peuzelde ze aan mijn wimpers / en sneed ook al lapjes / van mijn rug.'
Zo worden alle beginfasen van het leven uitgeplozen. De mannen komen pas weer tegen het eind in zicht. Al klopt dat einde bij sommigen wel vroeg aan. Wie, zoals Menno Wigman, op zijn 30ste zijn bed al als een ongewassen graf ziet, gaat nog een leuke tijd tegemoet.
In het algemeen sterven er bij mannelijke dichters regelmatig beste vrienden en vooral vaders. 'Kom papa, wij gaan met je mee, / dit is geen sterven, dit wordt geen graf, / nee, dit is water naar de zee', schrijft Arjan Witte. En Serge van Duijnhoven: 'een zoon weet: als zijn vader gaat / is niets bestand.' Mannen zullen over hun aanstaande einde snel iets pathetisch schrijven. Het gekke is dat ze er nog mee wegkomen ook. Wigman: 'Nu, mijn haren zijn de hoop / ontgroeid, mijn nagels splijten / van verwijt en wat rest is stilte, / omsingeld door rumoer van alledag.'
Vrouwen betrap je niet vaak op zulk zelfmedelijden. Om met Hagar Peeters te spreken: 'Geboren is wat wij worden / maar dood worden wij niet. / Dood is wat wij gaan. / Sterven wat wij doen. / Doodgaan is de allerlaatste / daad dan maar verrichten.'
Ook de andere grote thema's in de poëzie worden door mannen en vrouwen verschillend verwoord, vooral waar het de keuze van beeldspraak betreft. Het lijkt wel het aloude 'meisjes spelen met poppen, jongens met autootjes'. een willekeurige reeks trefwoorden uit de mannelijke poëzie van de laatste jaren: verspreide lijken, de N34, tanken en tanks, heftruckchauffeur, revolvers in de mannenlucht, zwarte gaten, revolutie, catering, hoeren, robot en de BMW versus andere automerken.
De vrouwen: zwaluwen, zoentjes, zeemeerminnen, vleugels, venusbloot, overgave, geheimtaal, nachtroos, ouweomasbloemetjesjurk, elfenmeisje, adem, buik, beschermen, droomdoos en een mensje van draad.
De lijn is duidelijk. mannen houden van geweld, techniek, sterrenstelsels en heldendom on the road. Vrouwen zoeken het dichterbij huis. Of in de tuin natuurlijk. Niet dat het allemaal truttig is, maar er lijkt een andere, zachtere manier van kijken.
Afgezien van het kijken lijkt er iets raars aan de hand met de zintuigen. Mannen hebben er maar één: hun ogen. Vrouwen gebruiken ze allemaal: 'Peilend bekijk ik geluid en geur' (Albertina Soepboer) en 'Het oor smaakt zoutig / na de waterwals' (Rozalie Hirs).
Het lijkt het bekende verschil tussen de verstandelijke man en de voelende vrouw, niet alleen letterlijk, ook figuurlijk. Als vrouwen het niet meer weten, kijken ze naar binnen. Ze gaan na hoe het gesteld is met zichzelf en de mensen om hen heen. De man vlucht in logica. Wat er ook aan de hand is, het kan onmogelijk aan hem liggen. Geen zelfreflectie, maar liever de lucht in.
Vrouwen reizen in hun poëzie naar binnen, mannen ver naar buiten. Soms zelfs naar de ruimte, blijkt uit een aantal recent verschenen bundels. de titel De hemel in, de hemel uit van Ruben van Gogh spreekt boekdelen.
Het lijkt erop dat mannen en vrouwen over hetzelfde schrijven, maar mannen met een omtrekkende beweging. Dezelfde eeuwige vragen, dezelfde gevoelens, twijfels en hartstochten. Want als Bart FM Droog schrijft over een bunker, kan hij niet anders bedoelen dan zichzelf. En als Ronald Ohlsen zichzelf profileert als kogel - 'een klein / metalen voorwerp met een deukje' - laat hij op een indirecte manier zijn gekwetstheid en machteloosheid zien.
Of mannen en vrouwen elkaar ooit beter zullen begrijpen mag Joost weten. Of dichters en dichteressen ooit nader tot elkaar zullen komen is ook de vraag.
Dichter Paul Janssen geeft een antwoord:
Precies zo had ik me onze ontmoeting voorgesteld
maar we zijn gaan wandelen en hebben gepraat
over allerlei vruchten en toen kreeg ik honger en
heb haar uitgenodigd niet te gaan eten van de
kiwi's omdat ik aannam dat ze geen trek had en dat
kwam door het idee dat vrouwen tijdens het wandelen
nooit trek hebben en nu twijfel ik aan dit idee omdat
ze in het algemeen niet echt bestaan: mannen
en vrouwen.
Voor dit artikel is gebruik gemaakt van de bundels van Miguel Declerq, Bart FM Droog, Serge van Duijnhoven, Lernert Engelberts, Ruben van Gogh, Jo Govaerts, Rozalie Hirs, Esther Jansma, Ayatollah Musa, Hagar Peeters, Ilja Pfeiffer, Albertina Soepboer, Ilse van Starkenburg, Mustafa Stitou, Menno Wigman en Arjan Witte en de tijdschriften Rottend Staal Nieuwsbrief en Vrijstaat Austerlitz.
(Ingmar Heytze en Vrouwkje Tuinman, Algemeen Dagblad, 11-6-1999)
DEZE DAGEN BESPREKING
Het was te verwachten: een recensent die deze poëzie vergelijkt met de
bundel Drum-Taps uit 1865 van de Amerikaanse schrijver Walt Whitman. De vergelijking
ligt dan ook voor de hand, al hoort bij Deze dagen wel nog de ondertitel
'gedichten uit de 20e eeuw', en gaapt tussen beide bundels een kloof van meer
dan een eeuw. Evenals Whitman heeft Bart FM Droog een werkstuk oorlogspoëzie
afgeleverd dat je niet alleen leest maar tegelijk ziet, hoort, ruikt, smaakt
en voelt. In een lijn over machinegeweerschoten ratelt het p's en t's en r'en.
Poëzie die ook hét kenmerk van het impressionisme draagt: een tijdstempel.
De gedichten zijn niet enkel over maar ook óp het moment van de actie
zelf geschreven; registratie een uur vroeger of later zou meteen een heel ander
gevoelspalet hebben opgeleverd.
Ten tweede is er net zoals bij Drum-Taps veroordeling noch verheerlijking
van geweld. De actie wordt steeds bewust in een ruimer kader geplaatst, zonder
waardeoordeel maar tegen een welbepaalde achtergrond of vanuit een welbepaald
perspectief. FM Droog is daarbij bijwijlen niet vies van ultrakorte en staccato
lijnen van dikwijls amper drie of vier woorden, zoals in The Mob,
Courtrai shoot-out, Naar Delft! of Noordstation
Boekarest. Geregeld ook infiltreren zware en niet direct poëtisch
aandoende termen als gifgaspoelen, granaattrechter of
satelliet-tv. Gedurfd, want misstapjes zijn dan natuurlijk vlug
gebeurd. Stilleven bv. is flauwe en ondoeltreffende spot. Betekenis
lijkt wel in elk gedicht aanwezig, maar niet noodzakelijk voor de hand liggend.
Oorlog overheerst, maar de auteur heeft evenzeer voeling met andere minder fraaie
kantjes van onze maatschappij, wat uitdraait op een Tom Waits-eigen defaitisme.
Deze dagen bevat ook een bewerking van The old main drag van Shane
MacGowan (The Pogues). Potige poëzie -- dat wel -- maar iets te veel van
hetzelfde, en te weinig tot de verbeelding sprekend. Hoe pure, zwarte koffie
heel vlug koffie verkeerd kan worden. Voor de dorstige Tour of Duty-fan. No
offence.
[Koen van de Wiele, Vlabin,
09.09.99]
(terug naar boven)